Stoornissen
Achtergrondinformatie over
- De normale taalontwikkeling
- Taal (ontwikkelings)stoornissen
- Stemproblemen
- Afwijkende mondgewoonten
- Nasaliteit
- Spraakstoornissen
- Vloeiendheidsstoornissen
- Dyslexie
- Dyscalculie
De normale taalontwikkeling
0 – 6 maand
Uw baby reageert op uw stem en andere geluiden
Uw baby maakt zelf geluidjes
Uw baby imiteert uw mondbewegingen
12 maand
Uw kind begrijpt eenvoudige opdrachten (neem de pop)
Uw kind brabbelt veel en met variatie
Uw kind zegt ‘papa’, ‘mama’,…
Uw kind reageert op zijn naam
18 maand
Uw kind begrijpt eenvoudige opdrachten/zinnen (waar is de bal?)
Uw kind zegt meer woorden
De woorden zijn eenvoudige van vorm
2 jaar
Uw kind begrijpt meer ingewikkelde opdrachten (leg de pop in bed)
Uw kind zegt zijn eigen naam
Uw kind gebruikt zinnen van 2 tot 3 woorden
Uw kind leert opeens veel nieuwe woorden
3 jaar
Uw kind begrijpt simpele gebeurtenissen/verhalen
Uw kind spreekt in zinnen van 3 tot 5 woorden
Uw kind stelt vraagjes (wat is dat?)
Uw kind gebruikt een aantal meervoudsvormen en voorzetsels
4 jaar
Uw kind gebruikt taal die op die van volwassenen gelijkt
Uw kind praat over heden/verleden
Er zijn nog problemen met meervoudsvormen/vervoegingen
Uw kind vraagt ‘waarom?’
5 jaar
Uw kind spreekt in goedgevormde, samengestelde zinnen
Taal (ontwikkelings)stoornissen
Met taalontwikkeling bedoelen we het leren begrijpen en gebruiken van
woorden en zinnen. Stoornissen in de taalontwikkeling geven problemen in
het verwerven en opbouwen van de taal. De problemen kunnen zowel
betrekking hebben op de taalproductie
- actieve woordenschat,
- zinsbouw,
- gebruik van grammaticale regels
als op het taalbegrip
- passieve woordenschat,
- begrijpen van zinnen
- begrijpen van verhalen
Een
taalontwikkelingsstoornis is een stoornis in het leren van taal.
Sommige kinderen beginnen laat met praten (vb. op 3 jaar). Er is dan
sprake van een vertraagde taalontwikkeling. Andere kinderen hebben
moeite met verwoorden wat ze willen vertellen, ondanks ze de
woordenschat begrijpen. Er is dan sprake van een afwijkende
taalontwikkeling.
Kenmerken
- Het kind kent weinig woorden
- Het kind heeft moeite om op een woord te komen
- Het kind vertelt vaak hetzelfde
- Het kind maakt veel fouten in de zin
- Het kind maakt erg korte zinnen
- Het kind begrijpt vaak niet wat er wordt verteld
- Het kind zegt ‘ik weet het niet’ bij een vraag
- Het kind is stil en praat weinig
- Het kind lijkt niet te luisteren
Er wordt gewerkt rond:
- Leren imiteren en beurtgedrag
- Richten van de auditieve aandacht
- Verbeteren van de luisterhouding
- Verbeteren van het taalbegrip
- Grammaticale regels leren en creatief er mee omgaan
- Woordenschat uitbreiden
- Goede zinnen maken en een mooie verhaalopbouw maken
- Indirecte therapie (de ouders worden zoveel mogelijk in de therapie betrokken)
Stemproblemen
Er zijn verschillende soorten stemproblemen, zoals
- stemproblemen bij ziekte (Parkinson)
- of ongeval,
- stemproblemen door verkerd stemgebruik,
- psychogene stemproblemen
Er wordt ook aan de stem gewerkt bij getrainde sprekers en /of zangers.
Een
hese stem kan gunstig worden beïnvloed door een
- goede lichaamshouding,
- de correcte ademhaling
- en stemgeving.
Er wordt ook geoefend rond
- resonantie,
- steminzet,
- stootoefeningen,
- articulatie en
- stemhygiëne.
Stemproblemen kunnen zowel voorkomen bij kinderen als bij volwassenen (vb. stembandknobbeltjes).
De aanpak is erg persoonlijk en wordt individueel bepaald.
Afwijkende mondgewoonten
Onder
afwijkende mondgewoonten worden die gewoonten verstaan die negatieve
gevolgen hebben voor de gebitsstand, het spreken en het gehoor (vb.
openmondgedrag, afwijkend slikken en duimzuigen).
Mondademen moet bij
kinderen zo vroeg mogelijk worden gestopt, om zo terugkerende
verkoudheden en oorontstekingen te voorkomen. De behandeling is gericht
op lipsluiting. Er worden oefeningen gegeven die de spieren van tong en
lippen versterken of het ademen door de neus bevorderen.
Het
afwijkend slikken wordt na de wissling van de voortanden aangepakt. Soms
wordt het duimzuigen vóór de wisseling van de voortanden aangepakt,
omdat dit een nadelige invloed heeft op de gebitsontwikkeling.
Nasaliteit
In sommige gevallen moet eerst medisch of chirurgisch worden ingegrepen.
Bij open neusspraak zal de behandeling bestaan uit oefeningen om de
gehemeltespieren te activeren en een energieke uitspraak aan te leren.
Bij
gesloten neusspraak ligt het accent op het leren gebruiken van de
neusweg. Bij gemengde neusspraak is er een combinatie van beide nodig.
Spraakstoornissen
Als de spraak van het kind duidelijk
achterblijft bij die van leeftijdsgenoten, spreekt men van een
vertraagde spraakontwikkeling. Normaalgezien kan een kind van 5 jaar de
meeste klanken goed uitspreken. Een vertraagde spraakontwikkeling gaat
vaak samen met een vertraagde taalontwikkeling, maar dit is niet altijd
zo. De oorzaken van een vertraagde spraakontwikkeling zijn verschillend, vb.
- afwijkingen in tong, lippen en/of gehemelte,
- neurologische letsels,
- verminderd gehoor,
- verstandelijke handicap
Vaak wordt er geen
duidelijke oorzaak gevonden.
Wat te doen?
Mondmotorische oefeningen
Via
directe en indirecte therapie worden luisteroefeningen gedaan (minimale
verschillen herkennen). Nadien wordt het zelf correct uitspreken van
klanken/woorden/zinnen ingeoefend
Generalisatie naar spontane spraak
Vloeiendheidsstoornissen (stotteren, broddelen)
Ongeveer 3% van de kinderen die geboren worden, hebben de aanleg om stotteren te vertonen.
Definitie
- Het plots en ongewild onderbreken van woorden
- Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd.
- Soms zit men vast op een klank (blokkering).
- We spreken van herhalingen (wa-wa-wat), verlengingen (waaaaaat) en blokkeringen (k-at).
Bij verlengingen en blokkeringen gaat het om een abrupte en onvrijwillige onderbreking van het spreken.
Naast
deze 3 stottermomenten kunnen zich nog bijkomende stottergedragingen
ontwikkelen (vermijden, uitstellen, starten en duwen).
- Vermijden = het omzeilen van spreeksituaties, vb. naar bakker gaan, telefoneren, veel door anderen laten zeggen
- Uitstellen = het gevreesde woord uitstellen door een ander woord in te lassen of tussen te voegen
- Starten = net voor een gevreesd woord of stotter iets doen of een klank inlassen
- Duwen = tijdens een stotter iets doen, vb. duwen met hand, oogknip, hoofdbeweging,…
Deze bijkomende gedragingen verergeren het stotteren nog meer.
Kinderen
die stotteren hebben een zekere aanleg, daarnaast zijn er factoren in
het kind en de omgeving die het stotteren kunnen beïnvloeden, vb.
- vermoeidheid
- taaldruk
- tijdsdruk
- groepsdruk
- negatieve reacties
De
omgeving (ouders, school, familie) kan er voor zorgen dat het stotteren
niet uitgroeit tot een probleem, vb
- verkeerde adviezen vermijden
- uitlokkende factoren beperken
- schaduwen
Zowel in therapie als thuis kan er ondersteuning geboden worden.
De behandeling gebeurt volgens de sociaal-cognitieve gedragstherapie.
Enkele concrete doelstellingen zijn:
- Het spreken terug aangenaam maken
- Durven praten
- Bijbewegingen uitsluiten
- Verminderen van stottermomenten
- Elimineren van stotteruitlokkende factoren
- De frustratie-tolerantie verhogen
- Probleemoplossende vaardigheden aanleren
- Meer positieve emoties en gedachten aanleren/opbouwen over het eigen spreken
- Luisteraarsreacties correct leren inschatten
- Vaardigheidstraining
De
therapie gaat uit van gedragsverandering. De bedoeling is om negatieve
emoties en gedachten te wijzigen, het spreekgedrag positief te
beïnvloeden en gespreks- en communicatievaardigheden aan te leren.
Wetenschappelijke
studies wijzen op het belang van vroegtijdige behandeling. Bij circa
één vijfde van de kinderen die beginnen stotteren, evolueert dit tot een
chronisch probleem. De therapie is zinvol vanaf circa 2 jaar en dient
te gebeuren door gespecialiseerde stottertherapeuten.
Dyslexie
Wanneer er (onverwacht) grote problemen zijn met
lezen en/of spellen en de automatisering van het lezen (de
woordidentificatie) en schrijven (schriftbeeldvorming) zich niet of
zeer moeizaam ontwikkelen, spreekt men van dyslexie.
Er is sprake van
primaire dyslexie wanneer het probleem niet veroorzaakt wordt door een
ander probleem zoals slechthorendheid, slechtziendheid, mentale
achterstand of beperking.
Kenmerken
- Vaker bij jongens
- De stoornis is hardnekkig
- De stoornis is erfelijk
- Gemiddeld of bovengemiddeld IQ
- Problemen met automatisering (problemen met kleuren benoemen, tafels inoefenen, spellingsregels onthouden)
- Gebrekkige woordherkenning (een trage benoemingssnelheid van letters valt op, uw kind leest lang spellend of radend)
- Problemen bij andere vakken (vb. vraagstukken, door verkeerd lezen)
En soms…
- Verlies van motivatie
- Structuur ontbreekt vaak (ordenen)
- Concentratieproblemen
- Zwak kortetermijngeheugen
- Emotionele problemen
Hoe omgaan met dyslexie?
- Aanvaard het probleem
- Heb geduld en begrip
- Motiveer je kind
- Zorg voor een goede samenwerking tussen de hulpverleners en de ouders/kind
- Sticordi-maatregelen
Wat zijn de sterke kanten?
- Uw kind is vaak heel creatief
- Goed langetermijngeheugen
- Sterke analytische vaardigheden
- Sterk in ruimtelijke vaardigheden en wiskunde
Wat te doen?
- Gebruik van leeskaart
- Benadruk de fouten niet
- Hou het lezen leuk (plezier is heel belangrijk)
- Lees de tekst eerst voor
- Gebruik spellings- en onthoudkaarten
- Maak ezelsbruggetjes
- Laat zelfcontrole toepassen
- Laat het woord eerst met de vinger in de lucht schrijven
- Help structureren
Dyscalculie
Dyscalculie komt van het Griekse ‘niet op de
goede manier kunnen rekenen’. Dyscalculie wordt gekenmerkt door
hardnekkige problemen met het aanleren en/of accuraat kunnen toepassen
van rekenkennis.
Het gaat dus om een ernstig rekenprobleem dat hardnekkig is, ondanks voldoende intelligentie en instructie.
Kenmerken
- Gebruik van basale rekenmanieren (vb. op vingers tellen)
- Omdraaien van getallen (vb. 24 wordt 42)
- Problemen met getalbegrip: moeite in onderscheid van de waarde van getallen (vb. geen verschil tussen honderdtallen en tientallen erkennen)
- Moeite met schatten
- Verliezen van controle bij het nemen van tussenstappen
- Moeite bij interpretatie van codes en patronen (vb. +/-/x/: of tabellen)
- Moeite met ruimtelijke oriëntatie
- Moeite bij kloklezen
Hoe omgaan met dyscalculie?
- Accepteer het probleem
- Focus op de positieve kanten en talenten van het kind
- Leer het kind hulp te vragen
- Vergroot de zelfredzaamheid
- Bied hulpmiddelen aan die de zelfredzaamheid in de hand werken
Wat zijn de sterke kanten
- Creatief en kunstzinnig
- Talent voor muziek
- Sterk ruimtelijk en driedemensionaal inzicht
- Goed in redeneren
- Sterk in logische problemen/oplossingen
Wat te doen?
- Sticordi-maatregelen (vb. gebruik rekenmachine, extra tijd,…)
- Gebruik van tastbaar materiaal (MAB-materiaal)
- Werken vanuit één vaste aanpak
- Rekenoefeningen speels aanbieden